Boterhammen met tevredenheid

Mijn moeder en ik woonden bij opa en oma, de ouders van mijn moeder. Opa was gepensioneerd, nadat hij van 1907 tot 1940 het eerste hoofd van de School met den Bijbel was geweest in Nieuw Amsterdam. We hebben het over de periode vanaf 1948, dus volop in de wederopbouw na "De Oorlog". In de beginjaren was oma ook leerkracht aan diezelfde school. Nee, ze waren al getrouwd voordat opa zijn aanstelling kreeg.
In die tijd dienden de leerlingen nog netjes met de armen over elkaar te zitten en braaf te luisteren. De klassen waren groot, dus als onderwijzer moest je streng zijn.
Ik herinner me opa en oma als "streng maar rechtvaardig".
Het gezin van opa en oma was ook groot geweest. Er waren negen kinderen uitgevlogen en hadden inmiddels zelf gezinnen gevormd. Eén dochter woonde nog thuis, en er kwam dus één dochter met kroost terug.

De regels waren duidelijk. Tussen de middag werd warm gegeten op een vast tijdstip, bepaald door de klok van de fabriek waar mijn moeder werkte, en de klok van mijn school. Het was een met tegenzin toegestane afwijking van het exacte tijdstip van twaalf uur.
's Avonds werd er om klokslag zes uur brood gegeten. Iedereen diende dan met (aanvankelijk nog onder de pomp!) gewassen handen aanwezig te zijn.

Ofschoon opa en oma niet tot een armoedige klasse gerekend hoefden te worden, werd ik opgevoed tot het besef dat decadentie verre van ons diende te blijven. Ik mocht brood met beleg, als ik eerst twee "boterhammen met tevredenheid" had gegeten: behalve boter mocht daar niets op. Daarna had ik meestal keuze uit jam, kaas en bruine suiker. Soms was er vleesbeleg of een soort zelfgemaakte hüttenkäse.
De pot met bruine suiker stond altijd naast opa's bord. Een lage, brede glazen suikerpot op een vernikkelde schotel en met een vernikkeld deksel waarin een uitsparing voor de suikerlepel.

Het huis van opa en oma was uiteraard de centrale plaats in de familie. Er werd altijd een oplossing gevonden voor het, soms grote, aantal eters. En iedereen wist, dat opa de bruine suiker beheerde. Zo werd een neefje van een jaar of acht, weer in zijn thuisdorp in het westen des lands, door zijn moeder naar de winkel gestuurd om bruine suiker te halen. Het was in de tijd dat nog niet iedere zoutkorrel apart in plastic verpakt was met merknaam, maar veel producten nog los uit een vak of ton in een universele verpakking werden geschept. Hij kwam onverrichter zake terug, want die "domme" kruidenier wist niet eens wat "opa-suiker" was...

En hoe kom ik er nu ineens toe om dit verhaal op te schrijven? Ik ben de laatste tijd weer eens helemaal aan de aardbeienjam en onze jampot was leeg. En in een lege jampot zit altijd nog jam. Dat was vroeger feest: met stukjes brood en een vork mocht ik dan de jampot schoonmaken. Na het eten. Het laatste er uit halen. Jampotten werden toen nog afgewassen en ingeleverd voor het statiegeld.
Op de stukjes brood waarmee ik de jampot schoonmaakte, zat de jam dikker dan ik gewoon op brood mocht doen. Zou mijn tante daar iets mee te maken gehad kunnen hebben?
Ik hoorde ineens dat oude kinderliedje, met dat refrein:

Van jampot jampot likke likke lik
En daarom ben ik hier

Grappig, dat je dat zomaar kunt terugvinden op internet! Maar opa's suikerpot heb ik niet kunnen terugvinden.
Ik heb onze lege jampot schoongemaakt met stukjes brood en een vork.
Decadent, he?

 
Eerder geplaatst 29 maart 2010 op mijn blog dwarsbongel.web-log.nl en op 1 april 2010 op de site "Driemaaldrie", waar je "herinneringen, belevenissen, ervaringen" kon delen. Beide sites zijn opgeheven, maar ik heb de verhalen bewaard en evt. aangepast.

©Gauke Zijlstra (alias Dwarsbongel), 2010/2016