Oom Bertus

Oom Bertus is een persoon uit mijn verleden, waar ik heel weinig van weet, maar die nog haarscherp op mijn netvlies staat. Dat intrigeert me.
Hij logeerde soms bij ons toen mijn moeder en ik bij Opa en Oma, moeders ouders, woonden. Hij was er dan plotseling en een poosje later was hij even plotseling weer weg. Er werd in mijn bijzijn nooit over Oom Bertus gepraat, behalve een mooi geconstrueerde zin, die ik nu niet letterlijk meer weet, over zijn gedrag als hij in de tuin liep: hij kauwde pruimtabak en de sappen die daarbij vrijkwamen deponeerde hij met enige regelmaat en sierlijke bogen links en rechts van het tuinpad.
Hij had een verweerde, rimpelige kop met strakgekamd dun haar. Boven zijn bruine, corduroy broek droeg hij een morsig, donker colbert over een gestreept boezeroen, waarvan hij de afneembare boord maar zelden droeg. Hij praatte weinig. Plaatste soms korte grapjes met een Fries accent, waardoor het vaak even duurde voordat ik doorhad dat ze leuk waren. Ik herinner mij dat hij aan tafel een keer, met een paar glinsteroogjes, tegen me zei: "Eet dat je zweet en werk dat je koud wordt". Ik geloof niet dat dat helemaal in goede aarde viel, in die omgeving waar "Ledigheid is des duivels oorkussen" een waar credo was.
 
Hij liep meestal maar wat in de tuin. Soms stond hij een poosje in de bleoementuin aan de straatkant van het huis. Hij keek dan met beide handen in de zakken van zijn corduroy broek de huizen langs, de panden van zijn morsige colbert achter zijn armen langs.
Vaker liep hij achter het huis in de grote groententuin, op het brede tuinpad. Onveranderlijk met de handen in de zakken. De handen die hij alleen nodig scheen te hebben als hij zorgvuldig een nieuwe tabakspruim afpaste en achter de kiezen plaatste. Hij deed steeds een paar passen en bestudeerde de planten aan zijn voeten. Een enkele keer liep hij de smalle paadjes in tussen de perken met sla of boontjes.
Af en toe ging hij even zitten op een tuinstoel, op het vlakke stuk van de heuvel die de overgang vormde tussen de tuin en het bos. Dan keek hij tussen de bomen door naar de achterkant van het huis.
 
In mijn herinnering is hij altijd alleen, maar ik zou hem nog graag een paar vragen stellen, nu ik daar oud genoeg voor ben. Ik denk dat hij toen ongeveer dezelfde leeftijd kan hebben gehad als ik nu. Zijn korte, gebogen gestalte loopt af en toe, met beide handen in de zakken, mijn wereldje nog even binnen.

 
© Gauke Zijlstra, 1998/2004