Natasja

Natasja loopt zich te verbazen in de stilte van het park, midden in de grote provinciestad. Ze is een knappe vrouw van omstreeks 30, met lang, donker, krullend haar. Ze is iets te zwaar opgemaakt en de geur van cosmetica zou nooit toelaten dat je haar zweet rook. Ze neemt deel aan een groepstraining, omdat ze is vastgelopen in het macho-wereldje van haar werkkring, dat ze met haar kennis en kwalificaties eigenlijk ruimschoots de baas zou moeten kunnen. Haar relatie lijdt onder een soortgelijk probleem.
Na de lunch had de groep gezamenlijk vastgesteld dat het heerlijk weer was en dat ze na de zware ochtendsessie wel even ontspanning mochten hebben. Natasja was nog even naar het toilet gegaan. Toen ze buiten kwam stond alleen Dries nog te wachten. De groep was weggelopen zonder haar te missen, en juist Dries had op haar gewacht. Van hem had ze dat het minst verwacht. Hij is ouder dan de mensen waar ze gewoonlijk mee omgaat. Ze heeft niet echt contact met hem gekregen, ze had weerstand gevoeld om bij de verschillende oefeningen naar hem toe te gaan.
 
"Kijk," zegt Dries, die steeds zwijgend naast haar gelopen heeft, "het stikt hier van de beukenootjes. En ze zijn goed rijp ook." Natasja kijkt nu echt naar het pad en ernaast en ze beseft ineens dat er inderdaad een heleboel beukenootjes liggen. In een openbarstende bolster, of open en bloot, volrond, driekantig. Ze bukt zich, heeft al snel een handvol bij elkaar. De lege herkent ze vrij snel, net als vroeger en gooit ze weg. Ze pelt er een paar en steekt ze in haar mond. Ondertussen propt ze haar zakken vol met beukenootjes, zonder zich af te vragen wat ze er mee wil. De groep slentert verder, onbewust van Natasja en Dries achter hen. "Goh," zegt Natasja, "dat is lang geleden, dat ik beukenootjes gezocht heb."
Haar ogen zwerven weg naar de boomtoppen. Geluiden uit de groep vóór hen zijn jolig. Ze ziet weer de wandelingen in het bos, met haar vader en moeder. Spelletjes doen, zoals verstoppertje. Vader die een heleboel aanwees en vertelde over planten en dieren. Dat waren fijne momenten. Even vergat ze dan het pesten van de andere kinderen op school. Moeder vond het eigenlijk niet zo leuk, dacht ze nu, dat wandelen in het bos.
Die vond dat Natasja haar kleren en schoenen altijd te vies maakte. Moeder lustte ook geen beukenootjes. Vader en Natasja waren er gek op. Kon ze nog maar weer eens even met hem praten, echt praten zoals vroeger. Ze deed nog wel eens net alsof. Ze vroeg zich vaak af wat hij zou zeggen, als ze beslissingen moest nemen. Maar ze was nog maar negen toen hij verongelukt was. Moeder was wanhopig geweest. Ze had het niet meer aangekund en had Natasja vreselijk kort gehouden.
 
Met een schok keert ze terug in de werkelijkheid van nu. Ze zijn al slenterend en beukenootjes zoekend aangekomen bij een vijver, waarin een paar witte zwanen drijven. Aan de rand van de vijver zit een meisje van een jaar of zes, dat haar hand uitsteekt naar een bloem die op het water drijft. Ze kan er niet bij, en geeft haar poging op.
"Zo ben ik een keer in een bosvijver gevallen," zegt Natasja tegen Dries. "Gelukkig stond mijn vader vlakbij, want ik ging helemaal kopje onder, ik wist absoluut niet meer waar ik was. Hij is zó, in zijn goeie pak, in het water gesprongen en heeft me er uit gehaald." "Kon je nog niet zwemmen?" vraagt Dries, "Mijn moeder heeft me zwemmen geleerd toen ik op m´n vierde in een sloot achter het huis gevallen was." "Mijn moeder stond er alleen maar hysterisch bij te gillen. Een jongen van school had alles gezien en gehoord. Ze hebben me er heel erg mee gepest, want iedereen kon zwemmen, behalve ik. Toen durfde ik ook niet meer naar zwemles. Ik kan nog steeds niet zwemmen, maar ik ga het nu leren."

 
© Gauke Zijlstra, 1997/2008