Poscato

Een periode waaraan ik met plezier terugdenk is die met ons toneel- en cabaretgroepje Poscato in Groningen, in de jaren zestig. Dat ontstond uit een van de Gereformeerde Jeugdverenigingen, waar nog weleens de behoefte bestond aan een goedkope avondvulling bij feestelijke gelegenheden. Bovendien was het de bedoeling dat het te bieden vermaak aansloot bij de beginselen van de verenigingen. Destijds hadden we een combinatie van twee jongemannen, Auke en Gauke, die veel deden op het gebied van inleidingen voor de vereniging. Zo´n inleiding werd door één van de leden geschreven en in de groep besproken. Het was de anderen niet duidelijk, maar dat duo sprak gewoonlijk van tevoren af wie "voor" was en wie "tegen". Dat moest zorgen voor het ontstaan van een interessante discussie met inhoud.
Ditzelfde duo deed mee aan de oprichting van die "Toneel- en Cabaretgroep", zoals dat heel pretentieus werd genoemd. Een ander zwaartepunt van deze groep bestond uit Peter, Jaap en Fransien. Drie kinderen uit hetzelfde gezin, van drie verschillende oudercombinaties. (Een gezin waar we graag over de vloer kwamen; dat kan dus ook met "gebroken" gezinnen.)
Auke en Gauke verzorgden samen of apart veel teksten voor sketches en liedjes. Gauke schreef het clublied, op de melodie van "The Greenleaves of Summer", wat veel te hoog gegrepen bleek voor de vocale kwaliteiten van de groep. Auke daarentegen schreef alle liedjes, werkelijk niet één uitgezonderd, op de melodie van "Toen Onze Mop een Mopje was", waarschijnlijk de enige melodie die hij kon onthouden. Gelukkig vonden de muzikanten in onze groep soms een andere melodie die op de tekst paste.
De naam Poscato was een samenraapsel van kreten die naar het hogere moesten reiken en toch vermaak brengen: Positief-christelijk Cabaret en Toneel.
De groep had een eerste succes op een avond in de Westerkerk voor eigen parochie. Ironisch genoeg was het succesnummer een sketch waarvan ruwweg het verloop bekend was en alleen de slotzin vaststond. Al improviserend speelden twee mensen de zaal plat.
Een tweede wapenfeit, minder succesvol, was een optreden in de grote zaal van "Het Tehuis", met een niet-werkende geluidsinstallatie. Een geluidsinstallatie waarover men zich nu in de eerste de beste achterkamer slap zou lachen. Toen de voorzitter van de groep de zaal wou toespreken, stond hij voor aap. De achterste rijen hebben het stichtend optreden gemist, mede door hun eigen toenemend geroezemoes.
Op de eerste rijen zaten de dominees uit de hele omtrek van Groningen; alleen de gewone Gereformeerde wel te verstaan. De helft lachte zich slap bij sommige sketches, de andere helft is de zaal uit gelopen.
 
Aan dat optreden in Het Tehuis hield de groep nog een heus optreden "in de provincie" over. Op een donkere avond werd er naar Borgsweer gereden, in een geleend busje.
De groep zat behoorlijk op elkaar gepropt, met alle verkleedspullen enzo. Het was afwachten of er een kleedruimte was, en wat er ter beschikking zou staan als decors. Er was wel telefonisch overleg geweest, maar dat verschafte geen zekerheid of aan beide kanten van de lijn dezelfde taal gesproken werd.
De weg naar Borgsweer bleek nogal lang. Misschien kwam dat door het nog niet voorhanden zijn van een Tomtom in die tijd, of door het richtinggevoel van onze chauffeur. In elk geval bleek het moeilijk om de juiste lokatie van het "theater" te vinden.
Uiteindelijk bleek ons improvisatievermogen voldoende om een geslaagd optreden te verzorgen, met de sketches die we al vaker hadden gedaan.
Van het die avond verdiende groepshonorarium kocht een van de jongens een iets grotere bus voor de groep. Twee weken later zakte zijn zus op de passagiersplaats door de bodem. Niet dat zij zo zwaar was, maar de bodem bleek niet meer zo solide.
Dat was ook ongeveer de periode dat ik naar elders verhuisde. Het verdere wel en wee van de groep is mij volledig ontgaan.
Ik heb door deze episode van mijn leven wel veel inspiratie opgedaan om te schrijven.

 
© Gauke Zijlstra, 1998/2008